Dag 6 – Het hart van de jungle
Chitwan wat
‘hart van de jungle’ betekent, was ooit het jachtgebied van de heersende
maharadja’s en hun buitenlandse gasten tijdens de koelere wintermaanden. De
jachtgronden waren enkel per olifant en te voet bereikbaar en de weg was lang
en moeilijk. Het nam ettelijke weken in beslag om de bestemming te bereiken. Om
de hoog geplaatste edelen te huizen, werden kampen opgezet en van alle comfort
voorzien. Daar verbleven ze enkele maanden waar ze hun dagen vulden met het
jagen op neushoorns, olifanten, luipaarden, de Indische beer en de trofee der
trofeeën : de Bengaalse tijger. Azië is de enige plaats ter wereld waar de
tijger nog in het wild voorkomt. Dat de koning van de Aziatische jungle de
hoofdprijs van elke jachtpartij was, werd duidelijk doordat de huiden van de
gedode tijgers mee werden genomen om als een trofee tentoongesteld te worden in
huis. Dat kon de vorm aannemen van een tapijt in de zitkamer of van een
dekentje over de zetel gedrapeerd.
Later voegden
ook de koloniale Britten zich in het jachtgebeuren waardoor het doden van
tijgers een hoogtepunt bereikte. Het resultaat van deze niet ophoudende jacht,
kon uiteraard niet uitblijven : een drastische daling van het aantal dieren. Behalve
de tijger is er nog een ander dier waarvan het aantal onder druk kwam te staan:
de Indische neushoorn. Die onderscheidt zich van de Afrikaanse soort doordat
hij maar één hoorn heeft. En het is op deze hoorn dat stropers het gemunt
hadden om dezelfde redenen dat er ook in Afrika jacht op wordt gemaakt : de
zogezegde medicinale eigenschappen die hieraan door de oosterse geneeskunde
wordt toegekend. Hoorn van een neushoorn is niet meer of minder dan de hoorn
die zich in onze nagels bevindt, maar maak het ze maar eens wijs. Bescherming
drong zich op om deze en de andere junglebewoners te laten overleven. In 1973
werd eindelijk het nationaal park van Chitwan opgericht en dat onder meer onder
de bezielende leiding van Karna Shakya. Dankzij de extra bescherming van het
leger kon de natuur behouden blijven én groeiden de diersoorten weer in aantal.
Vandaag staat ook
voor ons in het teken van de jacht, maar dan de jacht met een fototoestel. Onze
hoop om de Bengaalse tijger te zien te krijgen, de hoofdprijs van elke soort
jacht, wordt al meteen de kop ingedrukt: de tijger is enkel actief ’s nachts en
zit overdag goed verborgen in het struikgewas. Daar kunnen we al een streep
doortrekken. Ook voor het luipaard en de Indische beer lijkt de kans bijzonder
klein hen vandaag in de ogen te kijken.
In tegenstelling tot in Afrika en andere landen, bestaat er in Nepal zoiets als
de Big Six : die bestaat uit de olifant, tijger, luipaard, neushoorn, Indische
beer en bizon. Maar uiteraard zijn er nog andere bewoners die ook de moeite waard
zijn. Wie niet waagt, niet wint. Met een schietgebedje, goede moed en mentaal
voorbereid op een mislukking, baant de jeep zich een weg door de dichte
begroeiing. Al snel krijgen we de eerste in het vizier : de gevlekte herten.
Gelukkig kunnen we al iets wegstrepen van ons lijstje.
Makkelijk maken ze het
niet. Het groen staat hoog en de beplanting is dichtbegroeid, de bomen staan in
volle kruin waardoor het vrij donker is en dieren zeer moeilijk te spotten
zijn. Enkele aapjes zijn me net te snel af. Een vogel fladdert in de verte en
daalt dan sierlijk neer aan een waterplas. Plotseling wordt er geritsel door
het gebladerte opgemerkt door één van de rangers. Ik zie enkel een zwarte vlek
bewegen (en dat nog met moeite) maar het getraind oog van de ranger ziet hier
duidelijk een neushoorn in. Voor mij blijft het een zwarte schim die zich snel in
de andere richting uit de voeten maakt. Water is altijd een goede plaats om
dieren te zien want vroeg of laat moet iedereen drinken, maar veel dorst wordt
er schijnbaar niet geleden in het park. Na enkele vruchteloze pogingen houden
we dit ook voor bekeken. Toch is nog niet alles verloren, want vanmiddag hebben
we nog twee bijzondere safari’s op het programma staan. Die eerste namiddag
safari begint op het water onder een stralend zonnetje. In het water hadden we
misschien liever gelegen, want de luchtvochtigheid in dit stukje subtropisch
Nepal is aardig hoog. Als we vanuit onze kano’s de omgeving overschouwen, lijkt
in het water gaan niet echt een optie. Immers meneer en mevrouw Lacoste liggen
schijnbaar op vinkenslag langs de waterkant. Check, de krokodil kan ook
afgevinkt worden. Nog enkele gevleugelde vrienden fladderen boven het water
alvorens even te rusten op één van de vele takken aan de oever.
Terug met
beide voetjes op vaste grond, staat na een korte wandeling ons volgende
vervoermiddel te wachten. En wat voor één. Niet iets dat je direct zou
verwachten, maar wel het perfecte transportmiddel voor een tochtje door de
dichte begroeiing : de Indische olifant. Als fervent Afrika-reiziger heb ik
geleerd om zover mogelijk van olifanten te blijven dus het verrast me wel een
beetje. De Indische en de Afrikaanse olifant lijken fysiek dan wel hetzelfde
dier, maar zowel fysiek als karakterieel zijn ze toch heel verschillend. In de
eerste plaats is de Aziatische een stukje kleiner, dat is wel meteen duidelijk
en ook hun oren lijken in verhouding niet zo groot. De gevaarlijke slagtanden
die de Afrikaanse zo afschrikwekkend maken, lijken bij deze Indische variant
ook een heel stuk korter. Maar vooral, de Aziatische olifant waarvan deze
Indische een variant is, is een stuk zachtaardiger en best wel te trainen.
Vandaar dat ze zonder problemen al heel lang als transportmiddel dienen voor
mens en last. Ik voel ik me als een maharadja of beter gezegd een maharani, als
de olifant zich in beweging zet. Die hoogte van de olifant geeft een veilig
gevoel, een pluspunt tijdens onze vooravondwandeling. Bovendien zitten we hoog
genoeg om kijken wat er zich onder ons in het dichte gewas bevindt. We zijn nog
steeds op zoek naar die neushoorn, weet je wel en dit lijkt wel de perfecte
manier. Neushoorns schrikken misschien van het geluid van een motor maar niet
van Dumbo die langskomt. Met onze ogen opengesperd, speuren we de horizon af,
maar ook het lange gras en groen waar we door stappen, ontsnapt niet aan onze
aandacht. We worden vanop veilige afstand gade geslagen door een familie
aapjes, maar nog steeds geen neushoorn of zeg maar een Indische beer te
bespeuren. De olifant voelt zich duidelijk in zijn sas in deze begroeiing wat
ook nog eens op een verschil met de Afrikaanse variant wijst, die zich liever
in de savanne ophoudt. Onze Dumbo heeft er ook geen bezwaar tegen om door water
te stappen, hellingen op en af te gaan, zolang hij af en toe maar iets kan
eten. Het gekraak van de takken die hij afrukt, galmt door Chitwan. Maar
helaas, nog steeds geen neushoorn, tijger (je weet maar nooit) of zelfs
luipaard te vinden. Alhoewel de neushoorn doorgaans te spotten is, heeft hij
blijkbaar vanavond andere plannen. Ook de beer doet zich waarschijnlijk nu te
goed aan een honingbuffet en heeft duidelijk onze afspraak vergeten. Verrukt
door het ritje op de olifant, maar toch iets of wat teleurgesteld, is het tijd
om onze nieuwe vriend rust te gunnen. Hij krijgt van mij in elk geval een kusje
op zijn slurf.
Nu de avond
valt en het donker wordt, komt de koning van de Chitwan jungle straks
ongetwijfeld uit zijn paleis tevoorschijn om zijn koninkrijk te overschouwen.
We hadden hem graag toegejuicht als trouwe onderdanen, vooral als hij zich zou
hebben laten bijstaan door zijn page, de neushoorn. Het hart van de jungle gaf vandaag ongelukkig
voor ons, niet alles prijs.
Reacties
Een reactie posten