Dag 3 – Tot aan de hemel en terug
Een zee van
ijs en sneeuw, een gure wind die door alles snijdt, ijskoude temperaturen die
alles doen bevriezen, ijle lucht die de adem afsnijdt en de werking van de
longen op de proef stelt, harde en buitengewone omstandigheden zonder
technologische hoogstandjes … maar stapje per stapje komt de top dichterbij.
Gewapend met pikhouwelen om zich vast te klampen aan het ijs en aan elkaar
vastgebonden met een koord maar vooral gedreven door een ijzeren wil, krijgen
Edmund Hillary en zijn drager Tenzing Norgay het doel in zicht. We schrijven 29
mei 1953 als dit historische duo, dat deel uitmaakt van een expeditie met enkele
honderden leden, eindelijk slaagt in hun opzet. Staan waar nog nooit iemand eerder
had gestaan : op het dak van de wereld. In het Nepalees is deze berg beter
gekend als Sagarmatha, in het Tibetaans als de Chomolungma, respectievelijk
Hemelgodin of Moedergodin der aarde. Grote eer voor één van de meest
ontzagwekkende bergen op deze aarde, ontzagwekkend want gemeten vanaf
zeeniveau, is hij de hoogste ter wereld.
Officieel klokt de Mount Everest (want hierover gaat het) af op 8.848,86 meter maar in realiteit durft de echte hoogte wel al eens schommelen. Dat heeft dan vooral te maken met het verschuiven van tektonische platen van de aardkost die de berg enkele centimeters kan laten groeien dan wel krimpen. Bovendien zorgt ook het gewicht van de vele bergbeklimmers tijdens het piekseizoen voor extra druk op de hoogte.
Sinds Edmund Hillary en zijn sherpa Tenzing Norgay als eersten ooit op de top van Mount Everest stonden, voelen velen zich geroepen om letterlijk in hun voetsporen te stappen, toch zij die een avontuur over ijs, sneeuw, gecombineerd met hoogteziekte, ijle lucht enz. zien zitten.
Mount Everest zien, dat wil ik ook wel, maar die in mijn ogen onmogelijke tocht zie ik niet zitten. Gelukkig is er een alternatief. Dat alternatief begint op de luchthaven van Kathmandu. Een ATR toestel van Boeddha Air wacht ons op de tarmac op voor een vlucht met bestemming ‘Mountains’. Geen expeditietocht voor ons naar de top, geen trekking op de flanken, maar een vlucht langs de Oostelijke Himalaya.
Als ik omhoog kijk, ben ik niet zeker dat we ook maar één berg te zien gaan krijgen. Zware bewolking zorgt er immers voor dat we vandaag nog geen één zonnestraal gezien hebben.
Als het vliegtuig iets later over de startbaan rolt en nog iets later de wielen lossen, duiken we al snel de wolken in. Het vliegtuig baant zich al schokkend een weg naar hogere regionen. Na minuten van enkel zicht op een grijze dichte massa, schieten we plots als een duiveltje uit een doosje uit de wolken. Van de ene op de andere seconde verandert het uitzicht. Het vliegtuig recht zich en voor mij ontvouwt zich één van de mooiste uitzichten die ik in mijn leven gezien heb : het bijna surreële uitzicht over de Nepalese Himalaya-toppen en dat alles onder een stralend blauwe hemel. De Himalaya strekt zich uit over 2.400 kilometer en over verschillende landen : India, Bhutan, Tibet, Pakistan, Afghanistan en natuurlijk Nepal. De bergketen bevat meer dan honderd pieken die boven de 7.200 meter meten, met afstand de hoogste bergketen ter wereld. De Himalaya heeft daardoor ook een belangrijke invloed op het klimaat. Het gebergte houdt ijskoude lucht uit het noordelijker gelegen Siberië tegen, alsook de zware moessonregens vanuit het zuiden.
We vliegen in oostelijke richting. Iedereen aan boord heeft een zitje aan het raam, waarbij de rijen aan de overhead vleugels leeg blijven. Zo kan iedereen gedurende vijftig minuten ongestoord van dit majesteitelijke uitzicht genieten. De stewardessen delen een map uit met daarin de pieken uitgetekend die we op deze vlucht te zien krijgen. Die worden door hen ook aangewezen als we voorbij vliegen. Niet alleen de bergen, maar ook meren en gletsjers trekken voorbij. Acht van de tien hoogste bergen ter wereld bevinden zich in Nepal, daarvan zien we er deze ochtend enkele. Zo krijgen we al meteen de Cho-Oyu en de Shisha Pangma voor de kiezen, die beide makkelijk boven de 8.000 meter uitkomen. De koningin van de bergen, die waarnaar we reikhalzend hebben uitgekeken, komt twintig minuten later in zicht. Op dertig kilometer van mijn raampje, zeg maar op een zuchtje, straalt Mount Everest badend in het zonlicht.
Officieel klokt de Mount Everest (want hierover gaat het) af op 8.848,86 meter maar in realiteit durft de echte hoogte wel al eens schommelen. Dat heeft dan vooral te maken met het verschuiven van tektonische platen van de aardkost die de berg enkele centimeters kan laten groeien dan wel krimpen. Bovendien zorgt ook het gewicht van de vele bergbeklimmers tijdens het piekseizoen voor extra druk op de hoogte.
Sinds Edmund Hillary en zijn sherpa Tenzing Norgay als eersten ooit op de top van Mount Everest stonden, voelen velen zich geroepen om letterlijk in hun voetsporen te stappen, toch zij die een avontuur over ijs, sneeuw, gecombineerd met hoogteziekte, ijle lucht enz. zien zitten.
Mount Everest zien, dat wil ik ook wel, maar die in mijn ogen onmogelijke tocht zie ik niet zitten. Gelukkig is er een alternatief. Dat alternatief begint op de luchthaven van Kathmandu. Een ATR toestel van Boeddha Air wacht ons op de tarmac op voor een vlucht met bestemming ‘Mountains’. Geen expeditietocht voor ons naar de top, geen trekking op de flanken, maar een vlucht langs de Oostelijke Himalaya.
Als ik omhoog kijk, ben ik niet zeker dat we ook maar één berg te zien gaan krijgen. Zware bewolking zorgt er immers voor dat we vandaag nog geen één zonnestraal gezien hebben.
Als het vliegtuig iets later over de startbaan rolt en nog iets later de wielen lossen, duiken we al snel de wolken in. Het vliegtuig baant zich al schokkend een weg naar hogere regionen. Na minuten van enkel zicht op een grijze dichte massa, schieten we plots als een duiveltje uit een doosje uit de wolken. Van de ene op de andere seconde verandert het uitzicht. Het vliegtuig recht zich en voor mij ontvouwt zich één van de mooiste uitzichten die ik in mijn leven gezien heb : het bijna surreële uitzicht over de Nepalese Himalaya-toppen en dat alles onder een stralend blauwe hemel. De Himalaya strekt zich uit over 2.400 kilometer en over verschillende landen : India, Bhutan, Tibet, Pakistan, Afghanistan en natuurlijk Nepal. De bergketen bevat meer dan honderd pieken die boven de 7.200 meter meten, met afstand de hoogste bergketen ter wereld. De Himalaya heeft daardoor ook een belangrijke invloed op het klimaat. Het gebergte houdt ijskoude lucht uit het noordelijker gelegen Siberië tegen, alsook de zware moessonregens vanuit het zuiden.
We vliegen in oostelijke richting. Iedereen aan boord heeft een zitje aan het raam, waarbij de rijen aan de overhead vleugels leeg blijven. Zo kan iedereen gedurende vijftig minuten ongestoord van dit majesteitelijke uitzicht genieten. De stewardessen delen een map uit met daarin de pieken uitgetekend die we op deze vlucht te zien krijgen. Die worden door hen ook aangewezen als we voorbij vliegen. Niet alleen de bergen, maar ook meren en gletsjers trekken voorbij. Acht van de tien hoogste bergen ter wereld bevinden zich in Nepal, daarvan zien we er deze ochtend enkele. Zo krijgen we al meteen de Cho-Oyu en de Shisha Pangma voor de kiezen, die beide makkelijk boven de 8.000 meter uitkomen. De koningin van de bergen, die waarnaar we reikhalzend hebben uitgekeken, komt twintig minuten later in zicht. Op dertig kilometer van mijn raampje, zeg maar op een zuchtje, straalt Mount Everest badend in het zonlicht.
De stoepa van Boudanath, onderdeel van Kathmandu, is de grootste tempel van heel Nepal, en één van de grootste ter wereld. Toen China in 1959 Tibet binnenviel, vluchtten heel wat Tibetanen zuidwaarts via de natuurlijke grens met Nepal over de bergpassen van het Himalaya-gebergte en settelden ze rond de stoepa van Boudanath in wat nu Little Tibet wordt genoemd.
Elk stoepa wordt volgens eenzelfde recept opgetrokken. De witte halve bol die de basis vormt, staat voor de wereld. Hij is volledig met steen gevuld. Daarboven bevindt zich een soort kubus waarop langs de vier zijden, ogen geschilderd zijn. Dit zijn de ogen van boeddha. Ze staan symbool voor de wijsheid van boeddha die alles ziet in de vier windrichtingen. Daarboven bevindt zich een soort toren die uit dertien trappen bestaat. Deze staan voor de dertien stadia van spirituele bewustwording die als men die allemaal kan doorlopen, het ultieme doel bereikt: de verlichting, het zogenoemde boeddha-schap, dat hier gesymboliseerd wordt door de spits. In de stoepa zelf worden ook een aantal relikwieën geplaatst van verschillende boeddha’s.
Boeddhisten
lopen rond de stoepa steeds in wijzerzin en dat drie keer. Daarbij draaien ze
meestal ook aan de gebedsmolentjes die zich langs de stoepa bevinden waarbij ze
ofwel het gebed dat op het molentje staat opzeggen ofwel het mantra ‘Om Mani
Padme Hum’ uitspreken. Aanhangers van het boeddhisme, toeristen, monniken en
ieder ander die het nodig heeft, kan even ontsnappen aan de hectiek van de
wereld.
India heeft zijn Varanasi, het belangrijkste heiligdom in het Hindoeïsme. Nepal heeft op zijn beurt de Pashupatinath-tempel, de meest heilige plek voor Hindoes in het land en het belangrijkste bedevaartsoord, net buiten Kathmandu gelegen. Het ligt op de oever van de Bagmati-rivier die zelf een zijrivier is van de heilige Ganges. De tempel wordt als de grootste tempel beschouwd die gewijd is aan de hindoe god Shiva en is een essentieel onderdeel van de hindoeïstische spiritualiteit. Van wanneer de tempel dateert, is niet echt geweten, maar dat hij hier al eeuwen als een baken van licht voor de gelovigen staat, is wel zeker. Bezoekers baden eerst in het heilige water van de rivier alvorens ze de tempel betreden.
Maar Pashupatinath is ook nog belangrijk voor iets anders. Het is een plaats waar leven en dood dicht bij elkaar liggen: het is immers de plaats waar de overledenen gecremeerd worden, één van de meest religieuze handelingen voor hindoes. En dat gaat er heel anders aan toe dan bij ons. Waar bij ons crematies in alle discretie gebeuren, onttrokken aan het oog van alles en iedereen, is dit hier een heel ander verhaal. Al bij aankomst zien we witte rook opstijgen vanop verschillende platformen, elk met een eigen dak, die langs de rivier zijn opgesteld. Het brandende hout verraadt meteen dat dit de plaatsen zijn waar de overledenen letterlijk opgaan in rook. Niet meteen voor gevoelige zielen, al zie ik niets meer dan nog een hoop smeulend hout en zijn er geen lichaamsdelen meer zichtbaar. Ook al is dit een plaats waar iedereen stilstaat bij de dood én het leven, toch straalt het een zekere sereniteit uit. Tijdens het leven is niet iedereen gelijk voor de wet, in de dood blijkbaar ook niet. Er zijn inderdaad een aantal platformen voorbehouden voor de gewone sterveling, maar ook een deel voorbehouden voor de zogenaamde aristocratie (de rijken en belangrijke families) en één voor de leden van de koninklijke familie zelf.
Terwijl wij vanop een serene afstand toekijken, wordt een volgende crematie voorbereid. Hout wordt gestapeld op één van de vrije platformen waarna het dode lichaam op een houten drager wordt aangevoerd. Vroeger was het enkel de oudste zoon die de crematie bijwoonde en werden vrouwen niet geduld, maar nu lijkt wel de hele familie het definitieve afscheid bij te wonen dat trouwens steeds plaatsvindt binnen de vierentwintig uur na het overlijden.
De overledene ligt gewikkeld in een oranje doek met enkel de voeten ontbloot. Nadat het lichaam en de houtstapel worden bewierookt, wordt het lichaam door de familie driemaal in wijzerzin rond de stapel gedragen waarna het op het hout wordt gelegd. De oranje doek wordt weggehaald, waarna nu ook het gezicht zichtbaar wordt. De rest van het lichaam is nog steeds in een witte doek gewikkeld. Terwijl spiritus in en rond de mond wordt gedruppeld, is het mijn tijd om de plaats te verlaten. Mijn gevoelig zieltje kan niet aan wat er komen gaat : een crematie open en bloot waarbij de oudste zoon letterlijk het vuur aan de lont steekt. Aangezien hindoes geloven dat de ziel het lichaam via de mond verlaat, is dat ook de plaats waar de verbranding begint. Nadat de stapel is uitgebrand, wordt de as in de heilige rivier gegooid. Gelukkig greep de Nepalese regering enige tijd geleden in op de prijs van het hout. Die was zo fel gestegen, dat sommige families geen hout van goede kwaliteit meer konden aankopen, met gevolg dat de crematie niet goed verliep en het lichaam niet helemaal verbrandde. Er belandde niet alleen as in de rivier (wat de gebruikelijke manier is) maar ook nog menselijke resten met een epidemie van cholera tot gevolg.
India heeft zijn Varanasi, het belangrijkste heiligdom in het Hindoeïsme. Nepal heeft op zijn beurt de Pashupatinath-tempel, de meest heilige plek voor Hindoes in het land en het belangrijkste bedevaartsoord, net buiten Kathmandu gelegen. Het ligt op de oever van de Bagmati-rivier die zelf een zijrivier is van de heilige Ganges. De tempel wordt als de grootste tempel beschouwd die gewijd is aan de hindoe god Shiva en is een essentieel onderdeel van de hindoeïstische spiritualiteit. Van wanneer de tempel dateert, is niet echt geweten, maar dat hij hier al eeuwen als een baken van licht voor de gelovigen staat, is wel zeker. Bezoekers baden eerst in het heilige water van de rivier alvorens ze de tempel betreden.
Maar Pashupatinath is ook nog belangrijk voor iets anders. Het is een plaats waar leven en dood dicht bij elkaar liggen: het is immers de plaats waar de overledenen gecremeerd worden, één van de meest religieuze handelingen voor hindoes. En dat gaat er heel anders aan toe dan bij ons. Waar bij ons crematies in alle discretie gebeuren, onttrokken aan het oog van alles en iedereen, is dit hier een heel ander verhaal. Al bij aankomst zien we witte rook opstijgen vanop verschillende platformen, elk met een eigen dak, die langs de rivier zijn opgesteld. Het brandende hout verraadt meteen dat dit de plaatsen zijn waar de overledenen letterlijk opgaan in rook. Niet meteen voor gevoelige zielen, al zie ik niets meer dan nog een hoop smeulend hout en zijn er geen lichaamsdelen meer zichtbaar. Ook al is dit een plaats waar iedereen stilstaat bij de dood én het leven, toch straalt het een zekere sereniteit uit. Tijdens het leven is niet iedereen gelijk voor de wet, in de dood blijkbaar ook niet. Er zijn inderdaad een aantal platformen voorbehouden voor de gewone sterveling, maar ook een deel voorbehouden voor de zogenaamde aristocratie (de rijken en belangrijke families) en één voor de leden van de koninklijke familie zelf.
Terwijl wij vanop een serene afstand toekijken, wordt een volgende crematie voorbereid. Hout wordt gestapeld op één van de vrije platformen waarna het dode lichaam op een houten drager wordt aangevoerd. Vroeger was het enkel de oudste zoon die de crematie bijwoonde en werden vrouwen niet geduld, maar nu lijkt wel de hele familie het definitieve afscheid bij te wonen dat trouwens steeds plaatsvindt binnen de vierentwintig uur na het overlijden.
De overledene ligt gewikkeld in een oranje doek met enkel de voeten ontbloot. Nadat het lichaam en de houtstapel worden bewierookt, wordt het lichaam door de familie driemaal in wijzerzin rond de stapel gedragen waarna het op het hout wordt gelegd. De oranje doek wordt weggehaald, waarna nu ook het gezicht zichtbaar wordt. De rest van het lichaam is nog steeds in een witte doek gewikkeld. Terwijl spiritus in en rond de mond wordt gedruppeld, is het mijn tijd om de plaats te verlaten. Mijn gevoelig zieltje kan niet aan wat er komen gaat : een crematie open en bloot waarbij de oudste zoon letterlijk het vuur aan de lont steekt. Aangezien hindoes geloven dat de ziel het lichaam via de mond verlaat, is dat ook de plaats waar de verbranding begint. Nadat de stapel is uitgebrand, wordt de as in de heilige rivier gegooid. Gelukkig greep de Nepalese regering enige tijd geleden in op de prijs van het hout. Die was zo fel gestegen, dat sommige families geen hout van goede kwaliteit meer konden aankopen, met gevolg dat de crematie niet goed verliep en het lichaam niet helemaal verbrandde. Er belandde niet alleen as in de rivier (wat de gebruikelijke manier is) maar ook nog menselijke resten met een epidemie van cholera tot gevolg.
Alhoewel
openbare crematies voor ons westerlingen een ver van mijn bed show zijn en wij
duidelijk anders omgaan met de dood, hou ik enkel een sereen gevoel over aan
het bijwonen ervan.
‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’. Elk lichaam keert ooit terug naar de aarde waaruit het destijds voortkwam want alle leven vindt zijn oorsprong in de natuur. Onze tijd op aarde is vergankelijk en niets illustreert dat zo goed als een tijdje doorbrengen aan de heilige Bagmati rivier waar de doden gevierd worden door de levenden. Waar de doden terugkeren naar de natuur. Waar de dood plotseling niet meer akelig is maar deel uitmaakt van het leven. Waar leven en dood niet dichter bij elkaar kunnen liggen.
Zoals eerder gezegd, werd er in de vallei van Kathmandu gestreden tussen verschillende koningssteden. Patan hebben we gisteren bezocht, vandaag staat de tweede koningsstad op het programma : Bhaktapur, de kleinste stad van Nepal en ook de dichtstbevolkte. En na een tijdje rondlopen in het stadje, begrijp ik de aantrekkingskracht ervan. Een schittering op een paar vierkante kilometer, vooral te danken aan zijn ligging aan de handelsroute tussen Tibet en India. Op die manier kon het zijn status van rijke en machtige koningsstad behouden door de jaren heen. Het is één van de meest bezochte steden van Nepal en aangekomen op het Taumadhi Toll, is de schoonheid meer dan aanwezig. Het meest opvallende en ook indrukwekkendste gebouw is de Nyatapola tempel. Met zijn drieëndertig meter domineert hij de skyline van Bhaktapur en is hij meteen het hoogste gebouw. Hij is één van de twee tempels met vijf daken die zich in Nepal bevinden. Bovendien ligt hij op vijf verhogingen. De deuren van de tempel blijven gesloten voor de gewone sterveling, enkel priesters mogen het heiligdom betreden dat gewijd is aan de tantrische godin Siddhi Lakshmi. Even indrukwekkend zijn de sculpturen die zich langs beide kanten van de trap bevinden en die zowel goden als dieren verbeelden en die dienen als wachters om de tempel te beschermen. Die wachters zijn niet zomaar lukraak gekozen. Elke wachter is tienmaal zo sterk als de wachter ervoor. Bijvoorbeeld de Malla worstelaars aan de voet van de trap, zijn tienmaal zo sterk als de gewone sterveling, de olifanten op de volgende rij zijn tienmaal zo sterk als de worstelaars, en zo gaat het verder met leeuwen, griffoenen en godinnen.
Als tegengewicht bevindt er zich nog een tweede tempel op het plein, de Bhairavnath tempel die niet op een verhoging staat en slechts drie daken telt. Hij is opgedragen aan de god Bhairav. Het plein is duidelijk het sfeervolle hart van de oude stad. Ook Bhaktapur heeft zijn Durbar Square. En een paleizenplein zou geen paleizenplein zijn, zonder paleis. Dit paleis heeft maar liefst vijfenvijftig prachtig uitgewerkte houten ramen, vandaar dat dit juweeltje de naam ‘Vijfenvijftig Ramen Paleis’ kreeg. De toegang tot het paleis wordt gevormd door de nog indrukwekkendere ‘Gouden Poort’ oftewel de Sun Dhuka, en dat mag je letterlijk nemen. De poort zelf bestaat wel uit baksteen maar het dak is verguld en versierd met een aantal dieren en de doorgang wordt omkaderd door nog meer goud. Een streling of eerder straling voor het oog.
De Sidi Laxmi Mandir heeft als bijnaam ‘de Stenen Tempel’, de meest Indische tempel van Bhaktapur. De trap naar het heiligdom is afgeboord door beelden van dieren (paarden, honden en neushoorns) en opvallend genoeg helemaal onderaan twee edelen met elk een klein kind en een hond aan de hand. Wat het meest in het oog springt hieraan, is het gebruik van zowel dieren als mensen wat zeer ongebruikelijk is in de vallei, uitgezonderd dan in Bhaktapur.
Nog meer vakkundig houtsnijwerk is te vinden in de Chayasilin Mandap, een achthoekig paviljoen (geen tempel) dat zich voor het koninklijk paleis bevindt. Hier werden koninklijke gasten verwelkomd maar vanwaar ook naar spectaculaire zonsondergangen werd gekeken.
De plaats van het paviljoen is niet zomaar lukraak gekozen. Immers het ligt pal tussen het koninklijk paleis en de Pashupatinath tempel. En aangezien Hindoes geloven dat het ongeluk brengt in het aanzien van een goddelijk schrijn te wonen, werd het paviljoen op deze plaats gebouwd om te vermijden dat het goddelijke aureool op het paleis zou schijnen. De Pashupatinath tempel zelf is ontdaan van elke versiering die we tot nu toe toch veelvuldig zagen in die zogenaamde Newar stijl (de typisch Nepalese stijl), maar het vele houtwerk maakt alles goed. Dat op zich maakt hem zeker nog interessant, ook al omdat hij één van de oudste tempels hier is. Nog een opvallende tempel is de zogenaamde terracotta tempel van Silu Mahadeva. Niet alleen door het gebruik van de terracotta-steen, maar ook door zijn imposante, hoge koepel. Ook hier wordt de tempel bewaakt door wachters, twee olifanten, twee leeuwen en twee koeien. Een bijzondere verzameling dieren.
Dat Bhaktapur de tand des tijds doorstaan heeft en de gebouwen enkele aardbevingen overleefd hebben, is vooral te danken aan een perfecte restauratie. Door zijn ligging wat verder weg in de heuvels, is het de mooist bewaarde middeleeuwse stad in Nepal en was het ooit de machtigste van de drie koningssteden. Het feit dat de gezellige binnenstad autovrij is, doet ook wonderen voor de ultieme beleving.
In de verte duikt ook het Langtang-gebergte op in de achtergrond, dat zelf deel uitmaakt van de Himalaya. Het gebergte ligt dicht bij de grens met Tibet. De hoogste berg van dit stukje Himalaya is de Langtang Lirung die afklopt op ‘slechts’ 7.245 meter. Sinds deze ochtend zijn we meer gewoon natuurlijk, maar het oude, bijzonder sfeervolle en magische Bhaktapur is een meer dan mooie afsluiter van een indrukwekkende dag in Nepal die ons tot aan de hemel bracht en terug.
‘Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’. Elk lichaam keert ooit terug naar de aarde waaruit het destijds voortkwam want alle leven vindt zijn oorsprong in de natuur. Onze tijd op aarde is vergankelijk en niets illustreert dat zo goed als een tijdje doorbrengen aan de heilige Bagmati rivier waar de doden gevierd worden door de levenden. Waar de doden terugkeren naar de natuur. Waar de dood plotseling niet meer akelig is maar deel uitmaakt van het leven. Waar leven en dood niet dichter bij elkaar kunnen liggen.
Zoals eerder gezegd, werd er in de vallei van Kathmandu gestreden tussen verschillende koningssteden. Patan hebben we gisteren bezocht, vandaag staat de tweede koningsstad op het programma : Bhaktapur, de kleinste stad van Nepal en ook de dichtstbevolkte. En na een tijdje rondlopen in het stadje, begrijp ik de aantrekkingskracht ervan. Een schittering op een paar vierkante kilometer, vooral te danken aan zijn ligging aan de handelsroute tussen Tibet en India. Op die manier kon het zijn status van rijke en machtige koningsstad behouden door de jaren heen. Het is één van de meest bezochte steden van Nepal en aangekomen op het Taumadhi Toll, is de schoonheid meer dan aanwezig. Het meest opvallende en ook indrukwekkendste gebouw is de Nyatapola tempel. Met zijn drieëndertig meter domineert hij de skyline van Bhaktapur en is hij meteen het hoogste gebouw. Hij is één van de twee tempels met vijf daken die zich in Nepal bevinden. Bovendien ligt hij op vijf verhogingen. De deuren van de tempel blijven gesloten voor de gewone sterveling, enkel priesters mogen het heiligdom betreden dat gewijd is aan de tantrische godin Siddhi Lakshmi. Even indrukwekkend zijn de sculpturen die zich langs beide kanten van de trap bevinden en die zowel goden als dieren verbeelden en die dienen als wachters om de tempel te beschermen. Die wachters zijn niet zomaar lukraak gekozen. Elke wachter is tienmaal zo sterk als de wachter ervoor. Bijvoorbeeld de Malla worstelaars aan de voet van de trap, zijn tienmaal zo sterk als de gewone sterveling, de olifanten op de volgende rij zijn tienmaal zo sterk als de worstelaars, en zo gaat het verder met leeuwen, griffoenen en godinnen.
Als tegengewicht bevindt er zich nog een tweede tempel op het plein, de Bhairavnath tempel die niet op een verhoging staat en slechts drie daken telt. Hij is opgedragen aan de god Bhairav. Het plein is duidelijk het sfeervolle hart van de oude stad. Ook Bhaktapur heeft zijn Durbar Square. En een paleizenplein zou geen paleizenplein zijn, zonder paleis. Dit paleis heeft maar liefst vijfenvijftig prachtig uitgewerkte houten ramen, vandaar dat dit juweeltje de naam ‘Vijfenvijftig Ramen Paleis’ kreeg. De toegang tot het paleis wordt gevormd door de nog indrukwekkendere ‘Gouden Poort’ oftewel de Sun Dhuka, en dat mag je letterlijk nemen. De poort zelf bestaat wel uit baksteen maar het dak is verguld en versierd met een aantal dieren en de doorgang wordt omkaderd door nog meer goud. Een streling of eerder straling voor het oog.
De Sidi Laxmi Mandir heeft als bijnaam ‘de Stenen Tempel’, de meest Indische tempel van Bhaktapur. De trap naar het heiligdom is afgeboord door beelden van dieren (paarden, honden en neushoorns) en opvallend genoeg helemaal onderaan twee edelen met elk een klein kind en een hond aan de hand. Wat het meest in het oog springt hieraan, is het gebruik van zowel dieren als mensen wat zeer ongebruikelijk is in de vallei, uitgezonderd dan in Bhaktapur.
Nog meer vakkundig houtsnijwerk is te vinden in de Chayasilin Mandap, een achthoekig paviljoen (geen tempel) dat zich voor het koninklijk paleis bevindt. Hier werden koninklijke gasten verwelkomd maar vanwaar ook naar spectaculaire zonsondergangen werd gekeken.
De plaats van het paviljoen is niet zomaar lukraak gekozen. Immers het ligt pal tussen het koninklijk paleis en de Pashupatinath tempel. En aangezien Hindoes geloven dat het ongeluk brengt in het aanzien van een goddelijk schrijn te wonen, werd het paviljoen op deze plaats gebouwd om te vermijden dat het goddelijke aureool op het paleis zou schijnen. De Pashupatinath tempel zelf is ontdaan van elke versiering die we tot nu toe toch veelvuldig zagen in die zogenaamde Newar stijl (de typisch Nepalese stijl), maar het vele houtwerk maakt alles goed. Dat op zich maakt hem zeker nog interessant, ook al omdat hij één van de oudste tempels hier is. Nog een opvallende tempel is de zogenaamde terracotta tempel van Silu Mahadeva. Niet alleen door het gebruik van de terracotta-steen, maar ook door zijn imposante, hoge koepel. Ook hier wordt de tempel bewaakt door wachters, twee olifanten, twee leeuwen en twee koeien. Een bijzondere verzameling dieren.
Dat Bhaktapur de tand des tijds doorstaan heeft en de gebouwen enkele aardbevingen overleefd hebben, is vooral te danken aan een perfecte restauratie. Door zijn ligging wat verder weg in de heuvels, is het de mooist bewaarde middeleeuwse stad in Nepal en was het ooit de machtigste van de drie koningssteden. Het feit dat de gezellige binnenstad autovrij is, doet ook wonderen voor de ultieme beleving.
In de verte duikt ook het Langtang-gebergte op in de achtergrond, dat zelf deel uitmaakt van de Himalaya. Het gebergte ligt dicht bij de grens met Tibet. De hoogste berg van dit stukje Himalaya is de Langtang Lirung die afklopt op ‘slechts’ 7.245 meter. Sinds deze ochtend zijn we meer gewoon natuurlijk, maar het oude, bijzonder sfeervolle en magische Bhaktapur is een meer dan mooie afsluiter van een indrukwekkende dag in Nepal die ons tot aan de hemel bracht en terug.
Reacties
Een reactie posten