Het Centre Pompidou
I passionately want Paris to have a cultural centre where the plastic arts go hand in hand with music, film, books, audiovisual research, etc
- Georges Pompidou
Het was ooit zijn grote droom en in 1977 was het zover : het Centre Pompidou genoemd naar zijn bedenker, de voormalige Franse president Georges Pompidou, werd plechtig geopend. Eerder, in 1969, opperde de Franse president de wens een groot cultuurcentrum te bouwen in het hart van de Franse hoofdstad. Dat centrum moest de thuis worden van het Nationaal Museum voor Moderne Kunst, een nationale bibliotheek, een centrum voor industriële ontwerpen en een centrum voor muziek. Hij en zijn vrouw waren grote cultuurliefhebbers en wilden liefst dat iedereen van kunst en cultuur kon genieten. Jammer genoeg zou de president de opening niet meer meemaken. Hij stierf immers in 1974, nog voor het centrum afgewerkt was.
Het ontwerp van het gebouw was in handen van twee jonge architecten : de Italiaan Renzo Piano en de Engelsman Richard Rogers. Niet alleen jonge architecten, maar opvallend genoeg ook geen Fransen, een stijlbreuk voor het anders zo chauvinistische land. Het resultaat is een wel zeer opvallend gebouw, waarschijnlijk zijn tijd ver vooruit. De gevel is bedekt met een skelet van grote gekleurde buizen. Niet zomaar wat decoratie. De buizen hebben wel degelijk een functie en die functie hangt af van de kleur van de buis. De loodgieterij bevindt zich in de groene buizen, de airconditioning in de blauwe, de elektrische bedrading in gele buizen en liften en trappen in de rode. Het gebouw is op deze manier een soort binnenste buiten gebouw waarbij structurele delen en mechanische systemen, die normaliter verborgen worden in de structuur zelf, zich nu opvallend en als een deel van de architectuur op een prominente plaats bevinden. Het ontwerp was niet meteen geliefd. Cynische opmerkingen waren dan ook schering en inslag. National Geographic vond het ‘liefde op het tweede gezicht’, Le Figaro ging nog verder met ‘Parijs heeft nu zijn eigen monster’. Pas twintig jaar later, toen Richard Rogers een prestigieuze architectuurprijs won, kwam er uiteindelijk erkenning voor het geleverde ontwerp. De New York Times noemde het Centre Pompidou een revolutie binnen de architectuurwereld.
Bijna vijftig jaar later, is de aantrekkingskracht in de eerste plaats nog steeds het ingenieuze ontwerp. Maar uiteraard heeft ook de cultuurtempel zelf heel veel te bieden. Hier bevindt zich de rijkste collectie moderne en hedendaagse kunst van Europa én de op twee na rijkste ter wereld. Maar ook aan film is gedacht en dat zowel in de vorm van tentoonstellingen als van festivals.
De visie van de architecten draaide vooral rond een alles-in-één principe. Niet alleen een cultuurcentrum maar ook een dorp waar je alles kan vinden : lunch, een tentoonstelling, onovertroffen kunst, een bibliotheek en een streepje muziek.
Valéry Giscard d’Estaing opende in 1977 trots het museum. Sindsdien hebben meer dan 180 miljoen mensen het Centre Pompidou bezocht. De tand des tijds heeft het gebouw echter in zijn greep gekregen. Vanaf het najaar van 2025 zal het centrum voor vijf jaar gesloten worden om de nodige verbeteringswerken uit te voeren. De kosten voor die werken worden op 200 miljoen euro geschat. Een serieus prijskaartje, maar niets is teveel om dit unieke gebouw weer in ere te herstellen. Zolang men niets aan de unieke vormgeving verandert, is het voor mij allang goed. Het monster van Parijs is een geliefde bestemming geworden voor zowel de Parijzenaar als voor de toerist. Zelfs als je geen museumliefhebber bent, moet je op zijn minst de buitenkant van het gebouw gezien hebben. Een skelet van gekleurde buizen dat je met krachtige gebogen armen naar zich toetrekt.
De droom van Georges Pompidou is al lang geen droom meer…
Reacties
Een reactie posten