Dag 2 – Hotel Rwanda


Op 8 april 1994 werd ik wakker met het nieuws dat tien Belgische commando’s een dag eerder vermoord werden in Kigali, de hoofdstad van Rwanda. Het is het zoveelste incident in Rwanda nadat op 6 april al het vliegtuig van de Rwandese president Habyarimana was neergeschoten. Diezelfde dag roept Radio Télévision Libre des Mille Collines de Hutu’s op tot haat tegen de Tutsi’s en gematigde Hutu’s. Een nooit geziene slachtpartij was het gevolg. Het zou het begin worden van honderd dagen genocide die uiteindelijk het leven zou kosten aan bijna één miljoen mensen. En voor de Rwandezen is het zo klaar als een klontje: als intrinsieke schuldige voor de genocide wordt met de vinger naar België gewezen. Waarom?


Rwanda bestond uit twee bevolkingsgroepen, de Tutsi’s en de Hutu’s. Toen Ruanda-Urundi onder Belgisch mandaat kwam te staan, gebruikten de Belgen de aanwezige structuur die bestond uit een regerende Tutsiklasse met een bevolking die vooral bestond uit Hutu’s. België accepteerde de theorie die de Duitsers hadden ingevoerd dat Tutsi’s superieur zouden zijn aan de Hutu’s. Die theorie was gebaseerd op de interpretaties van ontdekkingsreizigers die dachten dat Tutsi’s van ‘blanke’ afkomst waren en Hutu’s van negroïde afkomst. Maar België ging nog een stapje verder. Ze voerden de verplichting in om op de identiteitskaart de etniciteit te vermelden. Sinds 1931 en jaren voordat in Duitsland de Joden zich zo kenbaar moesten maken, was dit al de gangbare praktijk in Ruanda-Urundi. En het zijn die identiteitskaarten die gebruikt werden tijdens de genocide om de etniciteit vast te stellen. Ziedaar onze verantwoordelijkheid. Het is niet zo dat wij opgeroepen hebben tot rassenhaat. Niet dat wij op de barricades hebben gestaan met de oproep elkaar uit te moorden.  België wordt als de schuldige partij gesteld omdat wij destijds zo gehamerd hebben op de etnische verschillen tussen de bevolkingsgroepen. Door onze houding  hebben wij waarschijnlijk wel bijgedragen aan een sluimerende rassenhaat en de kiem tot de genocide geplant.


Hôtel des Mille Collines is een luxehotel in Kigali dat in 1973 werd opgericht door onze voormalige luchtvaartmaatschappij SABENA en het beroemdste hotel van Rwanda is. Die beroemdheid dankt het niet aan de uitmuntende service, het culinaire niveau of de prachtig ingerichte kamers. Het hotel werd wereldberoemd voor zijn rol tijdens de genocide, als toevluchtsoord en licht in de duisternis, voor meer dan duizend voornamelijk gegoede Tutsi’s. De gebeurtenissen in het hotel tijdens de genocide zijn het onderwerp van de film ‘Hotel Rwanda’. Hotelmanager Paul Rusesabagina slaagde erin de gasten veilig te houden door Hutu milities af te kopen met geld en alcohol en voorkwam zo de uitmoording van de gasten, terwijl elders in de stad een massale uitroeiing plaatsvond.  Ook de Verenigde Naties, buitenlandse regeringen en het RPF (Rwandan Patriotic Front) drongen aan bij de regeringstroepen voor de veiligheid van de vluchtelingen in het hotel dat zwaar belegerd werd. In 2005 na het faillissement van SABENA werd het hotel verkocht aan een grote keten. 


Het hotel ziet er nog steeds uit zoals toen, al werden de inslagen van kogels en geschut mettertijd verwijderd uit de zijgevel. Op de parking van het hotel ligt een klein gedenktuintje met een herinneringsplaquette voor de slachtoffers van de genocide en dan in het bijzonder voor de werknemers die het leven lieten tijdens deze gebeurtenissen.


Toen in 1993 de UNAMIR werd opgericht (de VN Vredesmissie voor Rwanda), was jammer genoeg België het enige westerse land dat professionele troepen wilde sturen. Jammer natuurlijk omdat normaal gezien voormalige koloniale machten niet ingezet worden in vredesmissies gezien de vijandige sfeer die dit kan oproepen bij de lokale bevolking. Maar aangezien de andere landen liever de andere kant opkeken, was  er geen andere keuze.
Wat er echter zou plaatsvinden, was niet wat iedereen verwachtte. Wat gebeurde was niet een algemene agressie tegen de Belgen, maar wel een berekende moord op onze tien para’s.
Een contingent Belgische blauwhelmen, dat deel uitmaakte van het Tweede Bataljon Commando’s uit Flawinne,  was op 7 april aangewezen om premier Agathe Uwilingiyimana te beschermen. Bij aankomst werden de soldaten echter onder vuur genomen en overmeesterd door troepen van het regeringsleger. Ze werden overgebracht naar Kamp Kigali en  daar overgeleverd aan een uitzinnige meute. Onder het mom van een vrije doorgang naar veilig VN-gebied, hadden ze eerder hun wapens afgegeven met uitzondering van twee vuurwapens  die ze ongemerkt hadden kunnen verstoppen. Ze zouden uren vechten voor hun leven onder constante belegering van het regeringsleger. Ze werden eerst gemarteld, geslagen en uiteindelijk geëxecuteerd. Een snelle dood werd hen niet gegund. Geen kogel in het hoofd maar afgemaakt op gruwelijke wijze. En zelfs na hun dood werden ze zonder enige vorm van respect op een hoop in het mortuarium gedumpt. Bovendien schoof men ook nog de moord op de president in hun schoenen.
Er liep al langer het gerucht dat Hutu’s van plan waren Belgische militairen te vermoorden zodat België zich zou terugtrekken uit Rwanda en de Verenigde Naties de vredesmissie zou stopzetten. Bovendien riep Paul Kagame, u weet wel de huidige president, op tot haat tegen de België. Wat iedereen vreesde, gebeurde ook. België trok onmiddellijk alle troepen terug, andere landen evacueerden hun landgenoten. De Hutu’s kregen vrij spel.

Ten Belgian soldiers' lives lost was all it took to make the world run with its tail between its legs and then stand by while nearly a million Rwandans were systematically slaughtered.

Was de moord op onze militairen te vermijden geweest? Generaal Roméo Dallaire, de Canadees die de leiding had over UNAMIR, reed nog voorbij Kamp Kigali en zag de blauwhelmen strijd leveren met de soldaten maar stopte niet omdat hij naar een belangrijke vergadering moest. Hij verwachtte dat ze volgens de Conventie van Geneve  met respect zouden behandeld worden. Bovendien zo stelde hij,  werden de Belgen vastgehouden door het Rwandese leger in hun eigen barakken. Het binnenvallen van de Verenigde Naties in barakken van het Rwandese leger, zou worden aanzien als een actieve deelname in het conflict en zou de vredesmacht zo nog meer blootstellen aan gevaar. In elk geval zijn onze militairen aan hun lot overgelaten.
Het Belgian Memorial Camp Kigali werd door de Belgische autoriteiten opgericht op 7 april 2000 op de plaats waar hun levens zo gruwelijk eindigden. Een eerbetoon aan onze tien vermoorde blauwhelmen maar ook een plaats om na te denken over hoe Rwanda nadien in de steek werd gelaten door de wereld. 


Bij binnenkomst kan je niet naast de barak kijken waar onze para’s brutaal vermoord werden. De kogelgaten en granaatinslagen zijn nog steeds een huiveringwekkende herinnering aan wat hier heeft afgespeeld. De plaats waar zij uren om hun leven vochten en uiteindelijk rust vonden in de dood.  Er is ook een kleine herinneringstuin met daarin tien granieten obelisken, die elk een para voorstellen. Elke steen wordt geïdentificeerd door de initialen van de soldaat en elke pilaar heeft een aantal inkervingen die overeenkomen met de leeftijd van de gesneuvelde. Elk jaar komen de families hier nog steeds samen om te herdenken. 


Het is een kleine site, maar historisch zo belangrijk; en door de nog aanwezige kogelgaten, wordt het ook echt en tastbaar. De ruwe echtheid van rauwe emotie. Slechts tweehandenvol mensen stierven hier, maar het zijn de eerste doden van de genocide. De genocide die nadien het land honderd dagen in zijn greep had, begon met hun dood.


En dan is er nog het grote Genocide Memorial in Kigali. Niet enkel een plaats opgericht als herinnering maar ook de plaats waar ongeveer 250.000 slachtoffers van de genocide begraven liggen onder betonnen platen. Het monument werd geopend in 2004. 


Naast de begraafplaats bevindt er zich ook  het Genocide Archive of Rwanda dat een inkijk geeft op genocides wereldwijd en in het bijzonder natuurlijk die van Rwanda. Men hoopt op deze manier de mensen te laten begrijpen waar genocide ideologie en hun gevolgen vandaan komen. Met haar historische documenten, foto’s en videomateriaal is het een aangrijpende tentoonstelling. Nog emotioneler zijn de getuigenissen van de overlevenden. Getuigenissen van Rwandezen die hun ouders, broers en zussen of grootouders voor hun ogen vermoord  hebben zien worden. Hoe ongelooflijk veerkrachtig is deze bevolking niet als je ziet hoe velen hun leven herpakten en er het beste van maken, maar met zware littekens op hun hart en ziel.  Een  mooi voorbeeld van hoe de mens kan buigen maar niet breekt en met optimisme de toekomst tegemoet ziet. Zag ik daar trouwens een glimlach, het begin van ‘a million smiles’?

Reacties