Het bekende Montmartre



Als een enorme witte kroon staat de Sacre Coeur trots op haar heuvel. Honderden trappen leiden sierlijk zigzaggend als een witte loper naar de basiliek. Je kan ook de ‘funiculaire’ pakken, die brengt je in een paar tellen naar boven, maar op de ‘Martelaarsberg’ mag je wel even aan zelfkastijding doen. Montmartre is afgeleid van ‘Mons Martyrium’, berg van de martelaars en dat heeft alles te maken met de legende van de Heilige Dionysius, de eerste bisschop van Parijs. Hij en enkele volgelingen werden op de berg gemarteld en uiteindelijk onthoofd.


De basiliek is opgetrokken in travertijn, een soort kalksteen, in de omgeving gewonnen.  De exploitatie van de kalkgroeven maakte de bouw van deze omvang er niet makkelijker op. De groeven zorgden er immers voor dat de berg eerder op gatenkaas leek, en de lange gangen en diepe putten moesten eerst worden dichtgemaakt alvorens men aan de fundamenten van de kerk kon beginnen. Om het nog ingewikkelder te maken, weegt de klok in de luidtoren maar liefst 19 ton, één van de zwaarste ter wereld. Een klein mirakel was nodig om de klok op haar plaats te krijgen.


Het resultaat vind ik een witte schittering, een martelarenkroon, die je al van ver herkent. Parijzenaars zelf zijn niet zo dol op hun monument, die noemen de basiliek spottend ‘de zoete suikerbol’. De kerk werd ontworpen in Byzantijnse stijl en binnenin is de kerk sober gedecoreerd, met uitzondering van de enorme mozaïek in het koorgewelf. De wachtrijen aan de security zijn in dit geval het wachten waard. Ondanks de honderden toeristen die binnen- en buitenlopen, straalt de basiliek een serene sfeer uit, misschien net door die sobere aankleding.


Alleen vanaf de Eifeltoren heb je een beter uitzichtpunt op de stad der liefde. Vanop het terras voor de kerk heb je zicht op die andere beroemde monumenten van Parijs : Eifeltoren, Panthéon, enz. En ’s avonds  heb je een uniek uitzicht op de lichtjes van Parijs. En dat alleen al is de klim meer dan waard.

Op het toeristische Place du Tertre, het hoogste plein van Parijs, lopen schilders, tekenaars en karikaturisten elkaar voor de voeten om gewillige toeristen tegen woekerprijzen te vereeuwigen. Met hun schildersezel, papier en schilder- en tekengerei onder de arm ronselen ze klanten. Een commercieel overblijfsel van wat ooit een grote  kunstenaarscommune was. Van Gogh, Picasso, Renoir, Toulouse-Lautrec, enz vestigden zich er of schilderden op en rond het plein. Place du Tertre kent de laatste tientallen jaren een toevloed aan toeristen, die elkaar verdringen aan die snel gemaakte schilderijen, etsen en tekeningen. 


En veel toeristen betekenen een gouden zaak voor de horecagelegenheden die over de jaren als paddenstoelen uit de grond rezen.  Aan cafeetjes, bistro’s en restaurants geen gebrek. Aan terrassen ook niet. Die terrassen kregen de laatste jaren veel uitbreiding om die busladingen toeristen te kunnen bolwerken. En dat te nadele van de artiesten. Maar dan nog verdringen de toeristen zich hier om een plaatsje te bemachtigen op het terras. Voor de goedkoop moet je het hier zeker niet doen. Vergeet niet een goudklomp mee te brengen als je iets wil drinken. Want het is hier best prijzig. En in ruil voor die goudklomp, zou je op zijn minst een vriendelijke bediening willen, maar die is hier ver te zoeken. Hoe anders toen de heren Van Gogh (Vincent en broer Théo) en Toulouse-Lautrec, Renoir en Piccasso  hier woonden. Het opdringerige van de artiesten, de honderden toeristen en de vooral arrogante houding van het horecapersoneel, overschaduwen de sfeer van wat ooit een allercharmantst plein moet zijn geweest met budgetvriendelijke cafeetjes en eetgelegenheden. Vincent, Théo, Pablo en vrienden zouden zich waarschijnlijk in hun terpentijn verslikken moesten ze weten hoe Place du Tertre met de jaren veranderd is. Oh, heimwee naar de tijd van toen.

Reacties