Dag 9 - De Mooie stad Palenque

Als een schitterende parel ligt Palenque temidden van een smaragdgroene jungle. Het is één van de mooiste en best bewaarde Mayasteden. Niet voor niets noemden de Maya’s het ‘Palenque’ wat ‘Mooie Stad’ betekent. De Maya-architectuur en decoraties zijn prachtig, mysterieus en goed bewaard gebleven. Het complex is indrukwekkend net zoals zijn groene omgeving. Datgene wat we zien, is slechts een fractie van de oorspronkelijke stad. Het grootste gedeelte zit nog verborgen onder het groen dat ooit de stad overwoekerde. Het complex ligt op zo’n 1.170m hoogte. Op z’n hoogtepunt tussen de jaren 600 en 800 NC, telde de nederzetting meer dan 1500 gebouwen.
Het centrale Paleis is een doolhof van gangen en kamertjes en is duidelijk het werk geweest van verschillende generaties koningen. Het basis platform meet 100 m X 80 m en is al indrukwekkend in grootte. In delen van het gebouw zijn reliëfs en stucdecoraties te zien. Er is ook een enorme toren van wel vier verdiepingen die dienst deed als observatorium of als uitkijkplaats. Niet alle gebouwen zijn nog open voor het publiek. Een val teveel (ééntje zelfs enkele weken geleden nog) maakt dat de toegang uit veiligheid gesloten werd.
Naast het Paleis is vooral de Tempel van de Inscripties van historisch belang. In 1952 werd hier de graftombe van Pakal, de beroemdste, ontdekt door de archeoloog Alberto Ruz. Voorheen werd aangenomen dat een Maya-piramide enkel een ceremoniële functie (cultus- en offerplaats) had, en geen begraafplaats (zoals in Egypte). Deze zienswijze bleek dus niet te kloppen.

Onder de grafschatten vond men o.a. een dodenmasker in jade en de langste reeks hiërogliefen ter wereld, die ons enorm veel leerden over de Maya’s. Ook bleken alle gebouwen rood geschilderd, met een pasta op basis van kwiksulfide. Giftig, maar het zorgde er wel voor dat de gebouwen minder onderhoud vergden.




De tempel dankt zijn naam aan enkele inscripties die op de muren gevonden werden. Er zijn 617 schriftekens, maar deze werden tot nu toe slechts gedeeltelijk ontcijferd.
De Amerikaanse advocaat John Stephens beschreef de site halverwege de 19de eeuw als volgt : ’Zij lag voor ons als een versplinterd schip op volle zee, de mast verdwenen, de naam uitgewist,  de bemanning verdronken, en geen enkele overlevende om te vertellen waar het vandaan kwam, wie het toebehoorde, hoe lang de reis was geweest en wat de vernietiging had veroorzaakt…’ Maar één ding was hem ook duidelijk : ‘Architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst, alle kunsten die het leven verfraaien, hadden in deze jungle gebloeid; redenaars, krijgers en staatslieden, schoonheid, ambitie en roem hadden hier geleefd en waren hier gestorven.’

Terwijl ik bovenop de tempel van het Kruis zit waar men een prachtig panoramisch zicht heeft over de stad, moet ik denken aan enkele regels uit het artikel dat Paul de Moor schreef voor het Touring magazine : ’Ik ga op de top van een piramide zitten en verwonder me hoe de zuivere schoonheid van deze en vele andere Maya-sites, onbezoedeld als ze zijn door de tijd of door opeenvolgende beschavingen. De Maya-sites werden op een bepaald ogenblik opgegeven door de oorspronkelijke bewoners en verdwenen onder de dichte vegetatie om slechts eeuwen later hun pracht en praal ongeschonden uit te spelen. En ik denk in de rode zonsondergang aan morgen en aan de eeuwenoude sites die ik nog zal aantreffen. Ik ben een in de tijd verdwaald reiziger’.

Ik ben een in de tijd verdwaald reiziger. 

Reacties