Dag 4 – Tanger – Europa nooit veraf

Marokko … zo dichtbij maar ook zo veraf, figuurlijk dan toch. Want in werkelijkheid is continentaal Europa met slechts een beperkt aantal kilometers gescheiden van de Marokkaanse kust. De kortste afstand ligt tussen Tarifa in Spanje en de Marokkaanse havenstad Tanger: veertien kilometer water. De kust van Spanje is dan ook goed zichtbaar vanuit Marokko. Een snelle veerdienst verbindt beide op minder dan één uur varen. Het is dan ook een komen en gaan van ferries in de haven van Tanger. Met een jetski ben je zelfs sneller : op goed twintig minuten ben je aan de andere kant. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat deze route ook wel gebruikt wordt voor illegale immigratie, smokkel en drugstrafiek.
Ferries zijn niet het enige verkeer hier in de haven. Vanop de mooi aangelegde en rustgevende wandelboulevard langs strand en water, kijk ik met grote ogen naar de plezierjachten die zich in de haven genesteld hebben en zich opmaken voor een dagtochtje. Met de Spaanse kust op de achtergrond, zorgt dit voor mooie plaatjes. Maar er is ook de commerciële haven, één van de belangrijkste zelfs voor dit stukje Afrika en zeer belangrijk voor de geïmporteerde onderdelen van de Dacia-auto.
Net buiten Tanger ligt Cap Spartel op zo’n driehonderd meter boven de zeespiegel. De kaap, meteen het meest noordwestelijke punt van Afrika, vormt de toegangspoort tot de Straat van Gibraltar.  Niet alleen dat, het is ook de plaats waar de Atlantische Oceaan de Middellandse Zee kust … Het donkere koude water van de oceaan lijkt eerst nog een dansje op te voeren alvorens zich vol over te geven aan het blauwe warmere water van de Middellandse Zee. Op de kaap bevindt zich een vuurtoren, die de officiële scheiding aanduidt tussen oceaan en zee.
Aan de horizon duikt uiteraard de Spaanse kust op. Ook hier bevinden zich twee vuurtorens, eentje in Gibraltar en de andere in Punta Carnero. In het donker moet dit een fantastisch schouwspel zijn als de vuurtorens met hun lampen een ongewilde lichtshow ten beste geven.  

 
Langs de zeer rotsachtig kust waar het geluid van het breken van de golven alles overstemt,  ligt nog het feeërieke vissersstadje Asilah. Het staat bekend als het ‘witte stadje’, genoemd naar de vele witte huizen die zich binnen de dikke stadsmuren bevinden. Asilah is een typisch Moors stadje waar velen hun toevlucht zochten tijdens de reconquista (de herovering door de christenen van het Iberisch schiereiland op de islamitische Moren vanaf de 8ste  t.e.m. de 15de eeuw) en de genocide van Granada in de 14de eeuw. Daarom vind je hier veel elementen uit de Moorse architectuur  terug zoals hun specifieke boogramen en het gebruik van die typische gekleurde tegels : de 'zellij'-tegels. In hun spoor volgden ook vele joden die ook riskeerden vervolgd te worden door het katholieke koningspaar Ferdinand en Isabella. De blauwe accent kleur verraadt inderdaad een joodse achtergrond van de inwoners. De dikke omwalling werd destijds door de Portugese veroveraars gebouwd. 


Visserij is nog steeds belangrijk in dit dorpje, maar het werd over de jaren nog bekender voor iets anders. Het licht in het dorpje is ongeëvenaard, vandaar de bijzondere aantrekkingskracht die het heeft op heel wat schilders waaronder o.a. Monet, die hiervan dankbaar gebruik maken voor de uitvoering van ultieme creatieve ideeën. Kunst komt niet alleen tot uiting op een blank canvas, maar ook op de gevels van de huizen. Mooie schilderingen sieren de straten, aangevuld met decoratief inlegwerk. Kunst in de breedste zin van het woord.

Reacties